Onder de grond, onder de grond,
Daar woont de mol met zijn jasje van bont.

* Graaft er een gang, tien meter lang,
Zand op zijn snuitje en zand op zijn wang.

Molletje kan bijna niet zien,
Dat is toch gevaarlijk misschien.
Molletje, straks stoot je je kop,
Zet voortaan altijd je bril maar op.

* Eet er een bol, eet er een knol,
Molletje eet er zijn buikje wel vol.
* Draagt nooit een vest, net als de rest,
Nee, in zijn bontjas voelt hij zich het best.

m. Hans Peters jr.
t. Lea Smulders