Er was er eens een grote reus,
Die viel plat op zijn reuze-neus.
En toen hij weer was opgestaan.
Trok hij heel grote laarzen aan.
Toen liep hij over de bergen,
Daar zag hij heel veel dwergen.
Hij nam ze allemaal in zijn hand,
En bracht ze naar zijn reuzen land.
“Nu slapen!”
De dwergjes keken elkander an,
En zeiden: ”Zo’n lelijke reuzenman.”
En in de nacht, heel stil en zacht,
Liepen ze op hun dwergen tenen.
Vlug, vlug, vlug naar huis weer henen.
En de volgende morgen keek die grote reus,
Heel lelijk op zijn reuze neus!