Er was eens een elfje gevangen,
Door een boze venijnige spin.
Nu keek ze door spinrag stangen,
Treurig en vol verlangen,
De zonnige wijde wereld in.

Maar een dapper klein dwergje,
Had alles van het elfje gehoord.
Hij sprong in een wip uit zijn huisje,
Met een ijzeren zwaard in zijn vuistje,
En gezwind als de wind op zijn paard ging hij voort.

Hij reed over bergen, door dalen,
Op zoek naar het elfje in het donkere bos.
De spin probeerde hem te verjagen,
Maar de dwerg heeft hem dapper verslagen.
En toen was het elfje verlost, ja toen was het elfje verlost.