Een haasje is eens uitgegaan,
Uit wandelen heel alleen.
Hij had het beekje niet gezien,
En plonst erin meteen.
De watergolfjes dragen hem,
Tot waar een molen staat.
Die almaar zonder stil te staan,
Het scheprad draaien laat.
Het haasje ziet het grote wiel,
En pakt het stevig vast.
Hij draait ermee naar boven toe,
En springt dan weer in ‘t gras.
Heel vlug loopt haasje nu naar huis,
Voorbij is het gevaar.
Zijn moeder klopt zijn vachtje droog,
En strijkt weer glad zijn haar.
m. Alois Künstler
Dit is een voorvertoning. Bekijk het origineel via de knop hieronder.