Stappen wij door ‘t grote woud,
Hakken al het oude hout.
Dragen ‘t netjes op de rug,
Naar het midden en weer t’rug.
Steeds maar gaat het af en aan,
Tot het werk is afgedaan.
Vrolijk werken wij tezamen,
Vrolijk werken wij tezaam.

Stappen wij nog eens in ‘t rond,
Rapen takken van de grond.
Lange, korte, licht en zwaar,
Alle takken met elkaar.
Worden op een hoop vergaard,
Voor ons vuurtje in de haard.
Vrolijk werken wij tezamen,
Vrolijk werken wij tezaam.

Zijn wij in de winter dan,
Stoken wij het vuur ervan.
Gooien wij dan ieder uur,
Van die takken op het vuur.
Tot de lentezon weer schijnt
En Heer Winter ras verdwijnt.
Vrolijk dansen wij dan samen,
vrolijk dansen wij tezaam!

t. Hermien IJzerman